Junior: zeer vroeg,
vatbaar
voor loof phytophtera, goed resistent
voor knol phyt. goede opbrengst,
grote ovale knollen, ook voor onze
grond geschikt, vrij vast (kook)
type, redelijke (smaak) kwaliteit.
Frieslander: zeer vroeg
vatbaar
voor loof phyt., redelijk - goed
resistent knol phyt, redelijke - goede
opbrengst middelgrote knollen vrij
rond van vorm, of hij geschikt is
voor onze grond is ons onbekend, vast
type vrij goede smaak kwaliteit.
Accent: vroeg
vatbaar
voor loof phyt., redelijk - goed
resistent knol phyt, goede opbrengst
grote knollen vrij rond van vorm, of
hij geschikt is voor onze grond is
ons onbekend, vrij vast type redelijke
smaak kwaliteit.
Parel: vroeg
vatbaar
voor loof phytophtera, vrij goed
resistent voor knol phyt. redelijke
opbrengst, middelgrote, onregelmatige
knollen, speciaal voor onze grond
geschikt, vrij vast type, zeer goede
(smaak) kwaliteit, doet iets aan
opperdoes denken.
Raja: midden
vatbaar voor loof phyt.,
redelijk resistent knol phyt, goede
opbrengst grote knollen ovaal van
vorm, voor onze grond geschikt, ook
voor kleigrond. Vrij bloemig type
vrij goede smaak kwaliteit..
Surprise: laat
weinig vatbaar
voor loof phyt., vrij goed resistent
knol phyt, redelijke - goede
opbrengst middelgrote ovaal-ronde
knollen, geschikt voor onze grond,
vrij vast type vrij goede smaak
kwaliteit.
Woudster: laat
vatbaar
voor loof phyt., redelijk resistent
knol phyt., goede opbrengst,
middelgrote, ronde knollen, rode
kleur, geschikt voor onze grond,
bloemig type, goed bewaarbaar, goede
smaak kwaliteit, klassieke,
kruimige aardappel.
Eba: laat
matig vatbaar voor loof phyt.,
redelijk resistent knol phyt,
redelijke - goede opbrengst
middelgrote
knollen vrij rond van vorm, geschikt
voor onze grond, vrij vast type
vrij goede smaak kwaliteit.
-
Bewerken/betreden grond bij nat weer
Bij
nat weer niet spitten en zeker niet
op de bedden lopen. Hierdoor wordt
de structuur van de bodem
verdicht, het water kan dan
minder
gemakkelijk naar diepere lagen
wegzakken. De bodem blijft dan
langer
nat. In het voorjaar is de bodem
langer koud waardoor het kiemen van
het zaad langzamer verloopt,
het bodemleven (wormen
etc.) minder aktief is en
planten minder snel groeien.
In een verdichte bodem is
de toevoer van zuurstof slechter,
hierdoor
kunnen de planten
moeilijker voedingsstoffen uit
de grond
opnemen
en groeien ze minder goed (=
o.a. lagere opbrengst). Vooral de
veenachtige grond op ons complex met
de hoge waterstand is erg gevoelig
voor verdichting. De grond open en
luchtig houden is nog belangrijker
dan een goede bemesting.
-
Winterklusjes
De
winter is de periode waarin de paden
en andere onderhoudsbehoeftige
zaken kunnen worden aangepakt. Ook de
sloten moeten nu vrij en op
diepte zijn om de "nattigheid" af te
kunnen voeren.
Snoeien:
* Alleen als het niet vriest en
er binnen ca. een week geen
vorst (overdag) wordt verwacht.
*
Heb je druiven in een kas dan zijn
januari, en op z'n laatst februari
de maanden om te snoeien. Snoei je
later dan heb je kans dat de druiven
uit de snoeiwonden gaan bloeden omdat
ze deze nog niet hebben kunnen
afsluiten voordat de wortel aktief
wordt en de sapstroom naar boven
begint te sturen.
* Appel- en perebomen kun je nu goed
snoeien (december-uiterlijk maart)
* Bessestruiken idem.
* Pruimebomen (en perzik) niet
snoeien in de winterperiode
de afsluiting van wonden vindt niet
goed plaats in de
(winterrust)periode hierdoor zijn ze
vatbaarheid voor schimmelziekten
zoals loodglans. Steenvrucht-bomen
kunnen het beste worden
gesnoeid als ze aktief zijn. Na het
uitlopen van de bladeren of beter
nog vlak na de oogst in de zomer.
-
Tuinbonen / winterandijvie
Tip van Geert. Op onze
natte grond is heel erg
vroeg zaaien van tuinbonen een
risico. Het is beter te wachten tot
in
de tweede week van maart.
Voorweken in leidingwater van zaad
gedurende maximaal 20 uur (niet
langer want dan is de kans op
loslaten van zaadlobben bij jonge
plantjes te groot). Bij twijfel over
nat weer niet voorweken (red.).
Op een goed losgemaakt bedje
voorzaaien (ca. 5cm diep) met een
onderlinge afstand van 5-10 cm. Kan
in de "koude grond' maar ook in kas
(red.)
Nadat de plantjes hun tweede
blad-etage uitvouwen (plantje = ca.
12 cm
hoog) kunnen ze worden geplant op
hun definitieve bed. Voorzichtig uit
hun zaaibed halen, zorg ervoor dat
de zaadlobben aan de plantjes
blijven zitten en plant ze twee
bij elkaar. Zo hebben
ze steun aan elkaar en als er eentje
doodgaat heb je geen "gat" in de
rij. Lange wortels mogen wat worden
ingekort. Plantafstand: ca. 15-20
cm (tussen de paren) in de rij en
ca. 60 - 80 cm tussen de rijen
onderling. Door het inkorten van de
wortels en het verplanten hebben de
tuinboonplanten de neiging iets
eerder te gaan bloeien en worden de
volwassen planten wat kleiner.
Als de eerste boontjes beginnen te
zwellen (bij het stadium van 6 - 8
bloemtrosjes) de kop eruit halen. De
plant wordt niet veel hoger meer
en de kans op luisaantasting is
hierdoor veel kleiner.
Hou je van malsere bonen oogst ze
dan als ze nog klein zijn, ca. 1,5
cm, voor een grotere opbrengst wat
later oogsten.
Oogst van een paar gezonde en grote
planten het zaad pas als het goed
is afgerijpt (peulen verdroogd) en
gebruik dit zaad voor het
volgend jaar. (Droog bewaren)
Als
de bonen (peulen) zijn geoogst kun
je de planten nog even op het bed
laten staan. Hierdoor wordt de grond
nog beter doorworteld en wat
luchtiger, bovendien brengt de
tuinboonplant middels zijn vele
wortelknolletjes (met daarin
symbiotische stikstofbindende
bacteriën)
voortdurend stikstof in de bodem.
Als je de planten verwijdert laat
dan
zoveel mogelijk van de
wortelknolletjes in de grond ter
bemesting.
Plant daarna de (reeds op een ander
bed voorgezaaide) winterandijvie
plantjes op het tuinbonenbed. Past
goed want de tuinboon heeft de grond
wat extra bemest, daar houdt
winterandijvie wel van en tegen de
tijd
dat de tuiboonplanten gerooid kunnen
worden zijn de andijvieplantjes
toe aan hun definitieve stand- en
groeiplaats.